Zaaigrond mengen

Maak jouw eigen mengsel voor zaaigrond met wat je ter beschikking staat! In deze gastblog van Lucas (Oefenboerderij) kun je een reeks mogelijkheden verkennen. Zaaigrond maak je uit enkele grondstoffen van divers karakter opdat ze goed afwatert maar toch ook vocht vasthoudt, en opdat ze niet te veel maar wel enige voeding bevat.

Zaaigrond_PICT9712

Van te veel voedingsstoffen in de zaaigrond krijg je lange, pierige kiemplantjes die snel omvallen omdat ze geen stevige structuur hebben. (Hetzelfde wat je ziet gebeuren als kiemplantjes te weinig licht van boven krijgen en naar een venster toe gaan spurten.) En van te weinig afwatering (drainage) krijg je dichtgeslagen aarde en gerede kans op verrotting in de stengeltjes. Hieronder enkele opties om tot zo’n mengsel te komen.

Diep, dicht, nat, verspenen

Maar eerst in vogelvlucht de belangrijkste succesfactoren van voorzaaien genoemd, die je misschien al wel kent als je eens deelnam aan mijn zaailes: zaai niet te diep en niet te dicht opeen, maak het niet te vochtig, en verspeen de kiemplantjes op tijd naar potjes met iets meer voeding en wortelruimte. Dit valt buiten het bestek van deze blog, maar om kort te gaan: op tijd verspenen van kiemplantjes, gemiddeld na 5 à 10 dagen, is belangrijk om volwassen plantjes te krijgen.

PICT0946_phatch
Pas verspeende jonge venkelplantjes

PICT0923_phatch
Kaukasische rankspinazie die een mooi wortelstelsel heeft gemaakt na het verspenen en nu kan worden uitgeplant.

PICT9738_phatch
Bakken voorgezaaid met allerlei soorten planten gestapeld in een hoekje van de woonkamer (hieronder zijn geen uitzonderlijke lichtkiemers); wachten tot de zaadjes ontkiemen, waarna ze licht van boven zullen krijgen.

Zand

Om tot een afwaterende structuur te komen neem je een zandmengsel van ongelijke korrelgrootte, zoals brekerzand, rijnzand/rivierzand, of metselzand. Dus geen speelzand o.i.d. met een korrelgrootte die te uniform is, want daarmee krijg je dichtgeslagen i.p.v. drainerende grond. In een workshop kreeg ik eens de vraag hoe je weet of het zand niet verontreinigd is. Ik heb toen, en daar heb ik wel spijt van, gezegd dat er ook dinosauruspoep in zit. Hiermee bedoelde ik dat het niet met zekerheid is te zeggen wat erin zit. De vraag is hoe dan ook reëel. Voor snijsla die je zo uit een zaaibak gaat eten, is het wellicht belangrijker dan als je eerst verspeent en daarna buiten uitplant in een gezonde bodem. In mijn opmerking over dinopoep mag je opmaken dat ik gefrustreerd ben dat je er niet kunt weten wat de aard is van gevonden of gekocht zand; en tegelijk vind dat je je niet te zeer ‘druk’ zou moeten maken, want de verontreiniging is al geschied (we moeten ook verder met wat ons ter beschikking staat) en stress is ook niet gezond. Misschien weet jij wel bronnen van zand die relatief schoon zijn; ik ben zeker benieuwd!

Het zand maakt een kwart tot een derde uit van je mengsel. Je kan wat meer, dus een derde deel, toevoegen als je denkt dat je mengsel anders te veel voedingsstoffen zal bevatten. (Het gaat hier om een kwart tot een derde van het volume, niet van het gewicht.)

Compost, potgrond en turf, bladaarde

De overige drie kwart of twee derde bestaat uit potgrond, compost, bladaarde, of een mengeling van wat je hiervan te pakken kunt krijgen en wilt gebruiken.

Bladaarde maak je door bladeren deels te laten fijnknippen en verteren door andere bewoners van deze planeet; afhankelijk van je situatie zullen dat, onder vele andere organismen, kevers en compostwormen zijn en sowieso mijten, pissenbedden, miljoenpoten, beestjes die wij mensen rekenen tot de soort Forficula auricularia (de naam oorwurm is zo achterhaald nietwaar, maar was pissenbed dat niet ook), springstaartjes en bacteriën. Je kan bladaarde maken door bladeren op een hoop te leggen en een of twee jaar te wachten. Wat ook kan, is bladeren in zakken met gaatjes stoppen.

Blad van diverse boom- en struiksoorten geeft een wijd pallet aan voedingsstoffen. Het ene blad verteert langzaam, zoals dat van beuken; het andere snel, zoals dat van lindes. Linde is ook niet zo voedingsrijk, wat het geschikt zou maken voor zaaigrond, en de boom is ook in de bebouwde omgeving vaak goed te vinden.

Als het blad is omgezet tot fijne aarde zeef je het. Ik laat ook zo veel mogelijk beestjes ontsnappen naar een tuin, voordat ik verder ga. Dit is wat werk, maar heel leuk om te zien wat er hier allemaal leeft, althans met het blote oog een fractie daarvan, en jou op een rijke boslucht trakteert.

Aangezien het even duurt voordat je bladaarde hebt gemaakt, maar ook omdat er allerlei schimmeltjes in zitten, kan het zijn dat je als pas-beginnende voorzaaier (ook) kiest om kant-en-klare zaai- en stekgrond te kopen, of om de bladaarde te steriliseren in een openstaande oven (maar dat stinkt wel enorm…).

In zaai- en stekgrond die je kant-en-klaar koopt, wat je natuurlijk ook prima kunt doen, zit vaak turf (veen). Dit houdt vocht vast en heeft toch een afwaterende (ruwe) structuur, terwijl de jonge plantenworteltjes niet te veel voeding vinden en wegbranden.

Allicht omdat in West-Europa niet zo zorgvuldig met het veen is omgegaan in de afgelopen eeuwen, wordt er vandaag de dag veel turf voor West-Europeanen gewonnen in Noordoost-Europa. Daar komen veel broeikasgassen bij vrij. Er zijn leveranciers die niet te veel ineens afgraven en het veen laten aangroeien. Zelf neem ik ook weleens een zak ‘tuingrond’, die ook zonder turf beschikbaar is, waar ik dan al die grove stukken uit zeef, maar dan hou je niet zo veel zaaigrond over.

Compost tot slot is ook een welkom onderdeel van het zaaimengsel, gemakkelijker te krijgen en sneller te maken dan bladaarde (laat staan veen). Omdat de jonge plantenworteltjes niet te veel voeding moeten vinden mag je goed afgerijpte compost nemen. Compost waar al een energiemaatschappij mee heeft gespeeld (biovergisters) kan daarom een prima keus zijn, net als goed verteerde compost die je gezamenlijk in een buurtmoestuin hebt gemaakt. Denk je dat de compost te voedzaam is, dan kun je zoals gezegd meer zand opnemen in je mengsel of bladaarde.

3 P1130044

Veel zaai- en oogstplezier! Je kent vast wel dit ontwerpprincipe van permacultuur: Zorg voor resultaat 🙂

Hier eindigt de gastblog van mijn collega Lucas Brouns (Oefenboerderij.nl). Vele vriendelijke groene groeten, Maranke Spoor

Marankes blog

Maranke Spoor is docent permacultuur, tegenwoordig ook in de interactieve permacultuur webschool van Stichting Permacultuur Onderwijs. Maranke begon al op jonge leeftijd als tuinier. Op elke plek waar ze woonde zorgde ze al snel voor een eetbare siertuin: op balkon en dakterras, in schooltuin en moestuin. Maranke is opgeleid als jurist, een beroep dat ze o.a. in de vorm van docent recht tot 2010 uitoefende, is initiator van www.weggeefwinkels.nl en sinds 2010 docent permacultuur. In die hoedanigheid verzorgde ze reeds vele opleidingen op het gebied van permacultuur/voedselbossen. Verder is ze sinds 2013 voorzitter van Stichting Permacultuur Onderwijs, vertaalde en bewerkte ze samen met haar collega Lucas Brouns Engelstalige permacultuur literatuur (Herstellende Landbouw van Mark Shepard en Permacultuur in je moestuin van Christopher Shein) en is ze illustrator en auteur, van: ‘Permacultuur, Wat is dat!?’, een eboek dat in juni 2015 is verschenen.