Een aantal mensen luisterden toevallig eerder al naar deze blog, als studenten in onze interactieve webschool. De afbeelding die je hier ziet hoort bij de ‘Voorleescorner’ uit deze webschool.
Veel plezier met luisteren naar deze blog, en de groeten van dikkie dik!
Marankes blog
Maranke Spoor is docent permacultuur, tegenwoordig ook in de interactieve permacultuur webschool van Stichting Permacultuur Onderwijs. Maranke begon al op jonge leeftijd als tuinier. Op elke plek waar ze woonde zorgde ze al snel voor een eetbare siertuin: op balkon en dakterras, in schooltuin en moestuin. Maranke is opgeleid als jurist, een beroep dat ze o.a. in de vorm van docent recht tot 2010 uitoefende, is initiator van www.weggeefwinkels.nl en sinds 2010 docent permacultuur. In die hoedanigheid verzorgde ze reeds vele opleidingen op het gebied van permacultuur/voedselbossen. Verder is ze sinds 2013 voorzitter van Stichting Permacultuur Onderwijs, vertaalde en bewerkte ze samen met haar collega Lucas Brouns Engelstalige permacultuur literatuur (Herstellende Landbouw van Mark Shepard en Permacultuur in je moestuin van Christopher Shein) en is ze illustrator en auteur, van: ‘Permacultuur, Wat is dat!?’, een eboek dat in juni 2015 is verschenen.
Het internationale jaar van de bodem herinnerde me eraan dat ik een blog wilde schrijven over
de bodem. De basis. Meer specifiek over de bodem watergeven. Bij deze!
De bodem is een levend wezen… Schep je een dessertlepel gezonde grond op, dan zitten hier meer levende wezens in dan er mensen op aarde zijn.
En alles wat leeft, eet! En drinkt…
Daarom let ik er tegenwoordig in onze tuinen op, of de bodem genoeg te eten en te drinken heeft.
We geven dus niet langer de plantjes water, nee nee, als het nodig is (en ook enkel dan) geven we de bodem water!
Bodemleven dat te weinig te eten en te drinken heeft krijgt namelijk weinig kinderen, met alle gevolgen van dien voor de bodemvruchtbaarheid, en daarmee voor de planten die erin groeien.
Ik denk dus vanuit de bodem en niet rechtstreeks vanuit de plant. Zoals gangbaar (maar stukje bij beetje op zijn retour) zou ik kunnen denken: Hoeveel voedingsstoffen hebben de planten nodig die ik heb neergezet? Zijn die er niet in voldoende mate? Dat koop ik precies die stofjes in en geef ze aan de plant, en als een plantje slaphangt dan geef ik hem water.
Maar hoewel ik zo ongeveer een extra zintuig heb voor slaphangende plantjes (ik kan ze vanuit een ooghoek geobserveerd hebben en dan even later als in een soort van gehypnotiseerde toestand alles wat ik aan het doen was onderbreken om vervolgens te bemerken dat ik deze planten aan het watergeven ben…) is plantjes watergeven, zoals je al voelt aankomen, niet mijn gebruikelijke werkwijze…
In plaats daarvan probeer ik eraan bij te dragen dat er voor het bodemleven een aangename hoeveelheid vocht beschikbaar is. Extremen probeer ik te helpen voorkomen, en dat is soms best een uitdaging. In ons voedselbos dat bijvoorbeeld ook in ‘Permacultuur in je Moestuin’ afgebeeld staat, is de watersituatie een tamelijk uitdagende, Op een pak veen ligt een laag rivierklei, van het soort waarmee je iemand een gat in de kop kunt gooien als je een klompje in de zon laat drogen… En voordat onze vaste planten (zie deze vorige blog van mij) daar werden geplant was het 40 jaar een zeer regelmatig omgespitte moestuin geweest. Een tuin ook waarin elk jaar allerlei voedingsstoffen en ‘gewasbeschermingsmiddelen’ werden opgebracht. Toen we het gekocht hadden, vonden we er nog van alles, waaronder een flesje ‘mollendood’, een giftige cocktail bedoeld om de Koning van het Bodemleven om te leggen. Toen we de verzameling chemicalieen uiteindelijk maar inleverden bij de gemeentereiniging keek de medewerker ontzettend vies bij het flesje mollendood, waarop de volgende aanprijzing stond: “Veroorzaakt dood in mens en dier!” Hij moest een collega erbij roepen die de sleutel had van het kistje voor hypergevaarlijke stoffen,; daarin is het tot nadere verwerking veilig opgeborgen. En wat waren wij blij dat we de ‘apotheek’ daar konden afgeven.
De bodemstructuur in die tuin deed me ontzettend denken aan een plaatje uit The Earth Care Manual: een tekening van kleigrond met een erg slechte structuur. Grofweg hele dikke klonten klei met daarbovenop een soort van poeder, met nauwelijks samenhang. Bij het hier en daar graven in die tuin, vonden we nauwelijks tekenen van leven. Sommige stukken waren zo slecht dat je op een vierkante meter niet 1 regenworm vond, en als je er iets zaaide, maakt niet uit wat, dan kiemde het niet.
Als reactie daarop hebben we enorme hoeveelheden organisch materiaal toegevoegd aan deze tuin van 250m2. Een vrachtwagen compost, jaar in jaar uit heel veel kruiwagens met houtsnippers, en wat we maar te pakken kregen aan snoeisel en maaisel en zelfs halfverrotte boomstammen. Het ene jaar, als we zo veel tijd en energie hadden, sleurden we wel 15 kuub naar deze tuin, het andere jaar misschien 2 of 3. Zo ging het een jaar of vijf, zes, zeven. In de tussentijd merkte ik gelukkig al vlot dat dit een reparerende werking had. Niet dat we alles zomaar overal neerpleurden: de boomstammen dienen als extra bankjes om op te zitten, en nu ze bijna zo ver zijn verteerd dat ze daar niet meer toe kunnen dienen, verhuizen ze gewoon naar een hoek waar een stel bessenstruiken via het bodemleven het resterende hout kunnen opsnoepen.
Hetzelfde geldt voor enkele eikenstammetjes, die doen voorlopig dienst als extra bijzettafeltjes, terwijl ze langzaam door schimmels worden voorverteerd tot ze uiteindelijk, over ca. tien jaar, aarde zullen zijn geworden. De houtsnippers hebben we ook op een systematische wijze in de bodem verwerkt, lees maar.
Ik groef meteen in het eerste jaar de paden 15 à 20 centimeter diep uit en vulde ze op met houtsnippers. Een hoop werk, maar het zorgde er al vrij vlot voor dat de watersituatie minder extreem werd.
De houtsnippers kunnen een hoop water aan, waardoor onze tuin al snel veel minder, of zelfs helemaal niet meer blank stond op dagen dat in andere tuinen zelfs de teeltbedden blank stonden.
En bij droogte zaten er bij ons al vlot wat minder scheuren in de klei. De houtsnipperpaden fungeren dus als waterbuffer. En inmiddels, zo’n zes jaar later, zit er steeds meer leven in de bodem en plekken waar niets wil groeien zijn er gelukkig allang niet meer! De compost en de houtsnippers, en het ter plekke neerleggen van snoeisel (mulch) zijn ook het favoriete eten van het bodemleven, dat hierdoor meer kinderen kan krijgen. Waardoor de bodemvruchtbaarheid stijgt, waardoor de planten het beter hebben.
Opvangbassin (greppel) als waterbuffer
Er ontstaat kortom een opwaartse spiraal. Hierdoor is het bijvoorbeeld pas na vele weken droogte nodig om de bodem water te geven. En waar er eerder niets wilde kiemen, redden de planten zich nu prima zelf.
Het voedselbos dat in deze blogpost beschreven staat. Foto 1 juni 2015
Het toevoegen van organisch materiaal (snoeisel, snippers, compost enzovoort) heeft ook op zandgrond een middelende werking: het water loopt minder snel weg omdat het wordt opgeslagen in het sponsachtige organisch materiaal en in de ongelijke structuur van grote tot kleine bodemdeeltjes. Want als alle deeltjes meer gelijkvormig zijn, spoelt het water sneller weg en zitten er ook minder toevallig ontstane ‘gaatjes’ met lucht, zuurstof, in de grond. Water loopt doorgaans veel vlotter weg op zandgrond dan op kleigrond.
Als we watergeven, geven we liever veel ineens dan dat we iedere dag een klein beetje. Het regent hier immers ook niet iedere dag. En we willen voorkomen dat de plantenwortels ‘lui’ worden doordat er steeds in de bovenste bodemlaag water is en de wortels dáár blijven en niet de diepte in gaan reiken.
Het zal je misschien verbazen maar dit verhaal over het watergeven van de bodem, en het belang van veel levende wezens in de bodem gaat ook op voor de heel kleine schaal, tot bloempotten aan toe, zo blijkt uit praktijk en theorie.
Mijn collega Lucas Brouns interviewde een gespecialiseerde wetenschapper aan een landbouwuniversiteit over bodemleven, en het belang daarvan op de grote en op de kleine schaal. Wat blijkt? Bodembeestjes in een bloempot kunnen vrij goed tegen de kou, zeker als ze het kunnen voelen aankomen, maar ze kunnen niet tegen uitdroging! Voor leven is water immers noodzakelijk (dat wist je al inderdaad). Daarom is het extra van belang om de bodem in bloempotten een beetje vochtig te houden. Om elk gronddeeltje (een korrel zand, een plaatje klei, enzovoort) ‘hangt’ een microscopisch dun laagje water. Het water zit dus om elk bodemdeeltje heen, als een ‘filmpje’ op nanometer-schaal. De ruimte tussen de bodemdeeltjes bevat zuurstof. En waar er water en zuurstof zijn, daar kan leven bestaan, zoals je weet.
Het watergeven van potten en bakken moet sowieso al veel vaker dan bij een tuin in de vollegrond, vanwege het relatief geringe volume van een bloempot, ook al is het nog zo’n grote pot… En omdat de wind langs de zijkanten strijkt en het vocht meeneemt. Om ervoor te zorgen dat het bodemleven in bloempotten blijft floreren, geeft Lucas ze daarom altijd water: of er nu een plant in staat of niet, en ook in de winter een heel klein beetje. De grap van dit alles is dat planten die dan in een dergelijke pot worden geplant, vaak opvallend floreren. Life creates conditions for life! Een feestje voor mij om die prachtige, overduidelijk levende grond aan te treffen als ik in het vroege voorjaar in de tuin aan de slag ga.
Bedenk altijd dat iedere schaal zijn eigen werkwijze heeft (maar dat is een mooi onderwerp voor een andere blogpost).
Ook wat betreft voeding voor planten geef ik niet rechtstreeks de planten te eten, zoals het geval is bij kunstmest. Dan sla je namelijk de bodem over… Ik heb dat in dit interview uitgelegd voor de EO-tv (van de 6e tot de 11e minuut).
Dus van nu af aan zeg ik niet meer: “Ik ga de plantjes watergeven”, maar: “Ik geef de bodem water” (en dat dus niet te vaak, want dan verdwijnt de zuurstof eruit: niet zompig maar vochtig is voor veel planten een goede maatstaf, tenzij je moerasplanten kweekt, wat ik ook wel doe hoor aangezien ik momenteel in een moeras-achtige omgeving woon ten noordwesten van Utrecht 😉
Hier plant ik een Krulrus, een vochtslurper annex sierplant
Marankes blog
Maranke Spoor is docent permacultuur, tegenwoordig ook in de interactieve permacultuur webschool van Stichting Permacultuur Onderwijs. Maranke begon al op jonge leeftijd als tuinier. Op elke plek waar ze woonde zorgde ze al snel voor een eetbare siertuin: op balkon en dakterras, in schooltuin en moestuin. Maranke is opgeleid als jurist, een beroep dat ze o.a. in de vorm van docent recht tot 2010 uitoefende, is initiator van www.weggeefwinkels.nl en sinds 2010 docent permacultuur. In die hoedanigheid verzorgde ze reeds vele opleidingen op het gebied van permacultuur/voedselbossen. Verder is ze sinds 2013 voorzitter van Stichting Permacultuur Onderwijs, vertaalde en bewerkte ze samen met haar collega Lucas Brouns Engelstalige permacultuur literatuur (Herstellende Landbouw van Mark Shepard en Permacultuur in je moestuin van Christopher Shein) en is ze illustrator en auteur, van: ‘Permacultuur, Wat is dat!?’, een eboek dat in juni 2015 is verschenen.