Dit is een gastblog door Lucas Brouns, die docent is in onze webschool en daarnaast betrokken is bij de organisatie van cursussen op locatie. Maranke Spoor verzorgt cursussen op locatie en is daarnaast hoofddocent in onze webschool.
In de jaren dat ik (Lucas) Permacultuur studeer is er een periode geweest met een bepaalde frustratie die zich in vele hobbels op de weg uitte.
Namelijk om niet mee te kunnen doen aan allerlei gesprekken.
Ik heb een oom die filosoof is en op een familiedag had ik een tijdlang hetzelfde maar dan omgekeerd: waarom stelde die zo heldere vragen? Waarom kon het gesprek niet voorspelbaar zijn?
Ook op de basisschool was er een moeder van een bevriend klasgenootje die me helemaal met de mond vol tanden liet staan. Moeder van klasgenoot: “Wat heb je een mooi nieuw trainingspak aan.” Ik: “Van de Wibra!” Filosofische moeder van klasgenoot, heel vriendelijk maar ook scherp: “Dat vroeg ik niet of wel soms?”
In die scherpte zat ook de oplossing voor de hobbels op mijn permacultuurpad.
De hobbels zaten er zoals gezegd in, dat het lastig was om deel te nemen aan gesprekken op verjaardagen, met vrienden, en wel omdat je, je zal dit mogelijk herkennen: als je uitzoemt, meerdere dingen naast elkaar wilt uitleggen, of iets wilt vertellen waarvoor je eerst iets anders moet ombuigen dat een vanzelfsprekendheid lijkt. En dan moet je daar de verbale kunst voor kennen, en te durven rekenen op de gunst van je gesprekspartner in de vorm van tijd, die zo schaars lijkt (inderdaad: líj́kt :-). Maar dat kun je oefenen.
Je kunt oefenen om te wachten op een gunstig moment, tot wanneer je dan iets parkeert en meestal gaat dat wel goed, belangrijke dingen onthoud je wel tot je dezelfde persoon weer spreekt. En wat je ook kunt oefenen is rapheid van tong; die ontstaat gek genoeg in de eerste seconde waarin je besluit of je iets gaat zeggen, in die seconde kun je een grote stilte creëren. Daar zijn vast verscheidene technieken voor. Ik baseer de mijne op de notie dat Japanse haiku (zeventien lettergrepen) volgens sommigen voortbouwt op “de duur van het langste bewustzijnsproces, dat door waarneming van de zintuigen wordt veroorzaakt, gelijk is aan zeventien gedachteogenblikken, elk korter dan een bliksemstraal” (J. van Toorn: Haiku – Een jonge maan. Meulenhoff, 1973/2000, p. 15).
Maar de grootste oefening zit in niet oordelen, uiteraard. Ook al omdat niet-oordelend observeren zo’n belangrijke oefening is in Permacultuur.
Afgelopen zomer vroeg een Tuinder me tijdens het wieden: “Ik kwam een permaculturist tegen op een studiedag en die zei dat eenjarige planten niet bij Permacultuur passen. Wat vind jij dan?” Ik heb op dat moment het korte antwoord gekozen: “Het enige dogma in Permacultuur is, dat er geen dogma’s zijn.” Een langer antwoord moest even wachten tot een ander moment. Dit zal ik later nog wel verder uitleggen, dacht ik: dit is nu even genoeg… Als ik nu meer ga uitleggen, doet dat die ene zin tekort die zo belangrijk is. Dus ik ging aan het einde van het bed verder met wieden om de collega’s tegemoet te werken. En ik dacht ook: ik houd het hier even bij, want ik ben geloof ik even een beetje boos op mezelf dat er iemand dit heeft gezegd tegen deze zorgvuldige tuinder met veel aandacht voor het bodemleven, met het schrift in de boekentas om de observaties en experimenten in te noteren aan het einde van de dag, nooit stilstaand in het nog beter willen doen, met grote aandacht voor eerlijk delen waarvoor je je nek soms enorm moet uitsteken, investeringen in verdergaan met open zadenteelt en minder met uniforme hybrides, die experimenteert met handelwijzen om het bodemleven te cultiveren, die in allerlei studiegroepen zit, geen kap op de af en toe gebruikte tractor heeft om dan goed aan alle kanten de grond te kunnen zien, en die sowieso dus een zoekende natuur cultiveert op het bedrijf en zich zo doende juist wég beweegt van dogma’s.
Als je hier al wat vaker hebt gelezen in de blogs, of je hebt mogelijk Herstellende landbouw gelezen, of colleges van Toby Hemenway bekeken of The vegetarian myth van Lierre Keith gelezen, dan behoeft het geen uitleg dat akkerbouw en andere monoculturen zeg maar een dingetje zijn. Maar nu voelde de tuinder die heel veel aandacht steekt in het landschap zich aangesproken op iets wat eigenlijk uitgelegd had moeten worden aan de hit-en-run-akkerbouwers verderop, die maar een paar keer per jaar op het land komen en alles omscheppen. Even los van een schuldvraag hoor, als die er al is. Wat het verschil zou hebben gemaakt, is als de Permaculturist had gezegd dat onze samenleving sterkt leunt op eenjarigen in monoculturen, en dat ook meerjarige systemen vaak als monocultuur worden onderhouden, en dat functies van elkaar worden losgemaakt: het hoogst haalbare lijkt wandelpark + bosbouw + jachtterrein, of waterzuivering + natuurgebied, terwijl er zo veel meer functies te combuineren zijn en terwijl ecosystemen oplossingen creëren in plaats van problemen. In de natuur is een verhouding van negentig procent meerjarigen en tien procent eenjarigen wat je meestal ziet, in een dynamische context dan, en wij draaien dat om dankzij ingekochte en afgedwongen arbeid en dankzij relatief goedkope fossiele brandstoffen, terwijl we ecosystemen weghalen om er industriële systemen voor terug te leggen. En we hebben steeds meer aandacht gegeven aan veredeling van eenjarigen de laatste duizenden jaren.
Een poos later, de volgende week of een andere week in het najaar, liet de tuinder me een bed met kolen zien waarop ook houtsnippers waren gemulcht als ik me goed herinner. Het is soms moeilijk te volgen wat er precies gebeurt, omdat een experiment soms ook enkele variabelen kent op diverse teeltbedden, maar er wordt gemulcht, er worden wortelresten in de grond gelaten als ballenbak voor bodembeestjes die daar met ziel en zaligheid de bodemstructuur verbeteren en, er wordt geen kerende grondbewerking gedaan, zoals je neem ik aan wel weet betekent dat dat er niet wordt geploegd. En daardoor gebeuren er dingen die deze tuinder nog niet kende, zoals paddenstoeltjes in het kolenbed, hee zegt ie, merkwaardig, zou dat nou een goed teken zijn?
Nu was mijn kans! Nu kon ik de dogma ‘ditsjen‘. Nu kon ik laten zien dat er onbekendheden bestaan. Onbekendheden bestaan! De dogma is niet alleen dat er geen dogma’s zijn, de uitzoem-kunde betekent ook dat je voorzichtig bent met conclusies trekken. Want regels en recepten gelden alleen in het systeem waarin ze zijn bedacht. Of sterker nog: een patroonherkenning uit de ene situatie kun je niet zomaar op tafel leggen in de puzzel van de volgende situatie. Ik hoorde mezelf zeggen, gelukkig iets minder deftig dan in deze schrijftaal hier: “Schimmels komen veeleer voor in bosachtige systemen, pioniersystemen zoals bedden met eenjarigen zijn in principe gedomineerd door bacteriën”, iets wat de Tuinder ook vaak had vernomen. We keken elkaar aan met een gemengde blik van licht beteuterd en spannend verwachtingsvol. “Maar weet je, Tuinder,” hervatte ik na enkele van de Zeventien Gedachtenflitsen, “het bodemleven daar is heel weinig over bekend. Wist je dat er schimmels bestaan die aaltjes vangen met een lasso, die ze zelf bouwen met hun lijf?” Wauw. Serieus. Even om ons heen kijken of we veilig zijn. “En het bodemleven verandert aldoor, er worden genetische codes uitgewisseld. Maar wat evengoed van toepassing is: de kennis die achter die uitspraak zit komt uit bepaalde vastomlijnde, receptmatige werkwijzen. En wat je nu aan het doen bent met niet-kerende tuinbouw, ís niet op basis van die betreffende recepten. Als je iets anders dan dát probeert, weet niemand wat er gebeurt.” Ik denk dat we die ruimte nodig hebben, het durven om niet te weten wat er gebeurt, omdat je daarmee de experimenteer-investeringen van de collega’s openlijk waardeert, en tevens omdat daarmee tegelijk ruimte ontstaat voor twee kunsten in jezelf: observatie en hoop.
Blog
Hier eindigt de gastblog van mijn collega Lucas Brouns (Oefenboerderij.nl). Vele vriendelijke groene groeten, Maranke Spoor.